"Zodra de bij van de aarde verdwijnt, heeft de mens nog maar vier jaar te leven. Geen bijen meer, geen bestuiving meer, geen planten meer, geen dieren meer, geen mensen meer." Dit citaat van Albert Einstein uit 1949 beschrijft het grote belang van de kleine zwarte-gele insecten.
De westelijke honingbij (Apis mellifera) is vooral thuis in Europa, het Nabije Oosten en Afrika. Ze produceert niet alleen honing en was maar levert door de bestuiving van bloesems ook een doorslaggevende bijdrage aan de voedselvoorziening van de mens. Honingbijen en wilde bijen, maar ook andere insecten, bestuiven een groot deel van de inheemse nutsgewassen en wilde planten, zoals fruitbomen, komkommers, aardbeien en zonnebloemen.
De bijensterfte heeft vele redenen
Vandaag de dag is de bijensterfte alomtegenwoordig. Er zijn nog maar weinig wilde honingbijen over. Zonder imkers kunnen de kleine diertjes al lang niet meer bestaan, omdat er talrijke factoren zijn die hen bedreigen. Insecticiden en gifstoffen, o.a. uit de landbouw, monocultuur, klimaatverandering, maar ook het overkweken van de bijen dragen bij tot de wereldwijde afname van bijenpopulaties. Voor ons reden genoeg om 50.000 van die kleine biologische microagenten naar ons hoofdkwartier in Verl te halen om het voortbestaan van de honingbijen te ondersteunen.